Pabo heeft expertise van kleurrijke studenten nodig
De pabo is nog altijd te wit. Studenten met een migratieachtergrond zijn er twee keer minder vertegenwoordigd dan je op basis van de bevolkingssamenstelling mag verwachten. “Ik voelde me op de pabo niet welkom.”

Volgens CBS-cijfers had ruim 9 procent van eerstejaars op een pabo in het vorig schooljaar ten minste één ouder heeft die in het buitenland geboren is, iets meer dan de helft van het aandeel dat je mag verwachten.
Het filmpje was een hit op Linkedin. ‘We hebben een Marokkanen-probleem’, dichtte woordkunstenaar Luan Buleshkaj eind vorig jaar. In rap tempo somde hij daarna meer dan veertig Nederlanders op met Marokkaanse roots die succesvol zijn en hebben bijgedragen aan een beter, mooier Nederland. ‘We hebben geen Marokkanen-probleem’, was de pay-off. ‘Het probleem dat ben jij.’
Het is een hartverwarmend filmpje, maar er valt wel iets aan op. In de opsomming van Buleshkaj met rolmodellen uit alle geledingen van de samenleving, komt geen enkele juf of meester voor. “Stom”, laat Buleshkaj desgevraagd weten. “Ik ben het een soort van vergeten.” Hij had best twee goede vrienden kunnen noemen die werken in het onderwijs, erkent Buleshkaj. Maar één van hen staat niet meer voor de klas. De andere werkt op een middelbare school.
Rolmodellen die als inspiratie kunnen dienen voor een keuze voor de pabo, zijn nauwelijks te vinden, concludeert het Kennisplatform Integratie & Samen in een onderzoek van eind 2020. Het is één van de mogelijke verklaringen voor het feit dat de pabo nog altijd te wit is.
De jongste CBS-cijfers laten zien dat ruim 9 procent van de 5610 studenten die in het afgelopen schooljaar 2023/2024 stond ingeschreven als eerstejaars op een pabo ten minste één ouder heeft die in het buitenland geboren is. Dat is maar iets meer dan de helft van het aandeel dat je mag verwachten, want bijna 17 procent van de Nederlandse jongvolwassenen van 20 tot 25 jaar heeft een dergelijke migratieachtergrond.
Wit zijn is niet het probleem. Het probleem is: je niet realiseren dat je wit bent
Studenten met familiewortels in Marokko, Turkije, Suriname, het Nederlands Caribisch gebied, Indonesië en Europese landen buiten Nederland zijn op de pabo allemaal zwaar ondervertegenwoordigd. Voor studenten die zelf buiten Nederland geboren zijn, speelt een vergelijkbaar probleem. De scheve verdelingen gelden heel specifiek voor de pabo. Lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs doen het beter op dit punt. En op de meeste andere hbo-opleidingen en mbo-opleidingen voor onderwijsassistenten ligt de verhouding ook minder uit het lood.
Aanvankelijk in opdracht van oud-minister Arie Slob van onderwijs probeert een brede alliantie van organisaties, waaronder inmiddels 15 pabo’s, het probleem sinds 2019 serieus te tackelen. ‘Divers voor de klas’ heet dat initiatief. Gert-Jan Veerman, lector Samen Divers aan de Christelijke Hogeschool Ede is één van de wetenschappers die is aangesteld met geld uit het project. Ondanks de stagnerende cijfers wil hij niet spreken van een mislukking. “Er is een toename in de bewustwording op de pabo’s”, zegt hij. “Maar het is nog niet klaar.”
Status van de opleiding
Het tekort aan rolmodellen is er niet alleen voor leraren, maar zeker ook voor pabo-docenten en leidinggevenden. “Scholieren en studenten zien in het onderwijs dat er in de bestuurslagen geen mensen met een migratieachtergrond aanwezig zijn”, zegt Sahin Yildrim, oprichter van Nedop, een platform voor onderwijsondersteuning aan kinderen van 5 tot 18 jaar oud. “Het signaal naar kinderen is dat ze in dit beroep niet hogerop kunnen komen.”
Dat is te meer een probleem omdat er aanwijzingen zijn uit onderzoek, bijvoorbeeld aan de TU Delft, dat jongeren met een migratieachtergrond de status van een opleiding en het bijpassende beroep relatief zwaar laten meewegen.
Ik vind het heel raar om het onderwerp diversiteit te koppelen aan kwaliteit
CBS-onderzoek in opdracht van de Hogeschool van Amsterdam wees in 2020 uit dat 12 procent van de HvA-medewerkers een niet-westerse migratieachtergrond had tegenover 27,6 procent van de studenten. Om daarin verbetering te brengen zette Aliye Altintas-Çelik als projectmanager diversiteit en inclusie een traineeprogramma op. De HvA koos er uiteindelijk niet voor om migratieachtergrond expliciet als eis te stellen bij de werving van veertig trainees voor het programma. “In plaats daarvan hebben we gezocht naar versterkingen in het docententeam die zouden kunnen helpen om onze veranderende populatie van studenten beter te begrijpen”, aldus Altintas-Çelik. “Daarvoor was ook de expertise nodig van docenten met een migratieachtergrond.”
Het was lastig, maar uiteindelijk lukte het om binnen het programma ook trainees te vinden voor de HvA van de pabo, vertelt Altintas-Çelik. Eén van hen was een vrouw met een migratieachtergrond. “Alleen al haar aanwezigheid op de open dagen van de pabo maakte een enorm verschil”, vertelt Altintas-Çelik. “We zagen een grote diversiteit aan meiden om haar heen drommen. Iedereen wilde iets aan haar vragen. Dat werkte fantastisch.”
Helaas voelde de vrouw zich volgens Altintas-Çelik minder op haar gemak op de pabo waar ze uiteindelijk aan het werk ging. “Ze kwam terecht op een witte pabo en heeft zich daar nooit thuis gevoeld. Ze heeft niet het gevoel gehad dat ze onderdeel was van het team.”
Sense of belonging heet dat je thuis voelen, erbij horen, op zijn Engels. In wetenschappelijk onderzoek van hoogleraar onderwijskunde Sabine Severiens (Erasmus Universiteit) is aangetoond dat het gebrek hieraan voor studenten met een migratieachtergrond een aanleiding kan zijn om te stoppen met de pabo.
Je een buitenbeentje voelen
Een oud-student van de universitaire pabo met Marokkaanse roots vertelde het Onderwijsblad over hoe eenzaam zij zich daar heeft gevoeld tussen de witte studenten. “Ik voelde me op de pabo niet welkom”, zegt zij. Ze verwijst naar een docent, Fadie Hanna, die haar tijdens de opleiding heeft geholpen om zich beter thuis te voelen. “In zijn vak kwam het onderwerp diversiteit aan de orde. Door de discussies over dat onderwerp voelde ik me minder een buitenbeentje. Hij begreep mij als een van de weinigen.”
Dit verhaal is al helemaal af op het moment dat de oud-student besluit dat ze haar naam niet aan dit verhaal wil verbinden. Ze mailt: ‘Ik heb geen goed gevoel over mijn eigen bijdrage aan het artikel en ik wil naar dat gevoel luisteren.’ In een telefoongesprek daarna is ze onvermurwbaar. ‘Dit heeft zich tien jaar geleden afgespeeld en ik wil het achter me laten. Ik wil niet gereduceerd worden tot iemand met een bepaalde afkomst.’
Fadie Hanna kan zich de student met Marokkaanse roots nog goed herinneren. “Het vak dat ik destijds gaf, heette leerkrachtvaardigheden. En het ging daarbij inderdaad ook over diversiteit, want dat onderwerp hoort bij de identiteitsontwikkeling van een leerkracht. In de context van het vak bespraken we met de klas wat het betekent om wit te zijn. En we probeerden studenten een gemeenschappelijke taal bij te brengen waardoor ze over diversiteit konden discussiëren: Wat is racisme, wat is discriminatie en waar is het begonnen.”
Het is mooi, zegt Hanna, dat zijn lessen ten minste één student met een migratieachtergrond hebben geholpen om zich beter thuis te voelen op de pabo. “Maar de andere 90 procent van mijn studenten was minstens zo blij”, zegt hij. “Zij leerden immers de taal die ze nodig hadden om met vrienden in gesprek te gaan over onderwerpen als racisme en discriminatie.”
Hanna is tegenwoordig associate lector Pedagogisch handelen aan de HvA en geeft geen college meer op de universitaire pabo. Wel ontwikkelde hij voor het expertisecentrum Fawaka een lesmodule over discriminatie en racisme die de gemeente onderwijsprofessionals in Amsterdam sinds vijf jaar kosteloos aanbiedt. Hanna gelooft niet dat zijn achtergrond doorslaggevend was bij het binnenboord houden van studenten op de universitaire pabo. “Veel witte leraren kunnen heel goed met gekleurde leerlingen overweg”, zegt hij. “Wit zijn is niet het probleem. Het probleem is: je niet beseffen dat je wit bent.”
Buiten Europa geboren mannen zijn zeldzaam op de pabo
Mannen met een migratieachtergrond zijn op de pabo nog veel zeldzamer dan vrouwen. Volgens CBS-cijfers waren er in het afgelopen schooljaar precies tien eerstejaars pabo-studenten met ouders geboren in Turkije, Marokko, Suriname en de Caraïbische eilanden. De cijfers zijn zo klein dat die uit privacyoverwegingen naar een tiental zijn afgerond. Buiten Europa geboren mannelijke pabo-studenten zijn al helemaal zeldzaam: afgerond slechts tien in totaal onder eerstejaars pabo-studenten wat neerkomt op minder dan 0,2 procent.
Fadie Hanna is zo’n uiterst zeldzaam voorbeeld van een buiten Europa geboren man die de pabo heeft afgerond. Hij is in Syrië geboren en in 1989 op driejarige leeftijd naar Nederland gekomen. “Bij ons thuis was mijn keuze voor het onderwijs geen issue”, zegt hij. “Mijn moeder was leraar en ik heb de pabo met veel plezier gevolgd.”
Kennistoetsen werkten averechts
Sinds 2015 moeten pabo-studenten die instromen vanuit het mbo kennistoetsen maken aan het begin van of tijdens de opleiding voor vakken als aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek. Aan havo-leerlingen die geen eindexamen hadden gedaan in deze vakken wordt deze eis ook gesteld.
Het lijkt op het eerste oog een dure vergissing, in elk geval voor voorstanders van een kleurrijke pabo. De invoering van de toetsen valt namelijk samen met een scherpe daling van het aandeel eerstejaars pabostudenten die zelf wel, maar wier ouders niet in Nederland geboren zijn: van 9,7 procent in het schooljaar 2014/15 naar 5,7 procent in het schooljaar 2015/16.
Na een decennium is dit aandeel met 9,4 procent weer bijna terug op het oude niveau, maar de Onderwijsraad heeft eind januari toch geadviseerd om de toetsen af te schaffen. Is dat een goed idee? Fadie Hanna, associate lector Pedagogisch handelen aan de Hogeschool van Amsterdam reageert ongemakkelijk: “Ik vind het eigenlijk heel raar om het onderwerp diversiteit te koppelen aan kwaliteit. Die taaltoets moet je nu eenmaal maken, dus je doet je best maar, zou ik zeggen. Tegelijk: niemand vraagt naar een basis pedagogisch bekwaamheid voordat je de pabo binnenkomt. Gek, want de meeste leraren die stoppen, geven aan geen feeling te hebben met de doelgroep en de buurt of dat het ze heel veel moeite kost om de groep te managen.”
Verdiep je in discriminatie en racisme
Vanuit Divers voor de klas zijn er volgens Veerman van de Christelijke Hogeschool Ede de afgelopen jaren teams opgericht die zich richten op de versterking van de inclusiviteit. “Die teams zijn enthousiast, maar ze moeten vervolgens ook mensen buiten het team meekrijgen, veelal mensen zonder migratieachtergrond. Je hebt nu eenmaal een minimaal aantal mensen nodig om een groep te vormen. Mensen die tot een meerderheid behoren, kunnen de neiging hebben om te denken dat de ander een identiteit heeft en dat de waarden en normen van de meerderheid ‘normaal’ zijn. Om dat te doorbreken heb je massa nodig. Als je die niet vindt op de pabo kunnen teams die massa creëren door samen te werken met andere opleidingen.”
Laten we blij zijn met de docenten en studenten die we nu hebben
Het traineeprogramma op de HvA loopt nog tot 2026. Volgens een woordvoerder ligt op de hogeschool het percentage medewerkers met een niet-westerse migratieachtergrond inmiddels op 14 procent. Over een voortzetting van het programma is volgens de woordvoerder nog geen beslissing genomen. Veerman heeft waardering voor het idee dat de Amsterdamse hogeschool benadrukt dat er wat valt te leren van docenten die een specifieke expertise en nieuwe perspectieven de pabo inbrengen.
Hanna en Veerman denken allebei dat dit mogelijk is zonder docenten en studenten met een migratieachtergrond expliciet te werven. “Meer mannen en meer mensen van kleur binnenhalen op de pabo is nu eenmaal heel moeilijk”, zegt Hanna. “Laten we blij zijn met de docenten en studenten die we nu hebben. Wat ik belangrijker vind dan hun achtergrond, is dat ze bereid zijn om zich in discriminatie en racisme te verdiepen.”
Belgen compenseren schaarste aan migranten op de pabo
Het aandeel jongeren op de pabo dat in het buitenland geboren is, is op de pabo de laatste jaren gegroeid naar 7,7 procent in het afgelopen schooljaar. De groei zit ‘m vooral in pabo-studenten die buiten Nederland, maar binnen Europa zijn geboren. “Het zou me niet verbazen als deze trend vooral verklaarbaar is doordat meer Belgische studenten in Nederland de pabo zijn gaan volgen”, zegt CBS-socioloog Tanja Traag. “Zij hebben ook geen last van de taalbarrière.”
Ondanks de stijging zijn jongeren die zelf buiten Nederland geboren zijn - met een eerste generatie migratieachtergrond, zoals het CBS dat vroeger noemde - sterk ondervertegenwoordigd op de pabo. Van alle Nederlandse jongeren van 20 tot 25 viel in het afgelopen jaar ruim 18 procent in deze categorie.
In het buitenland geboren mannen zijn op de pabo evengoed een zeldzaamheid als mannen met ouders uit het buitenland. Het CBS telde er afgelopen schooljaar in het eerste jaar van de pabo negentig in totaal (1,6 procent van alle studenten) en afgerond slechts tien uit landen buiten Europa (minder dan 0,2 procent).
AOb-bestuurder Mariam Mwinyimbegu is niet verbaasd over de statistieken. Ze is geboren in Tanzania en heeft via haar grootouders ook familiewortels in Saoedi-Arabië. Mwinyimbegu heeft in Nederland 25 jaar gewerkt als ondersteuner op een basisschool en is nu docent Engels op een mbo. “Bij de keuze van mijn opleiding stond voor mijn ouders mijn eigen geluk niet voorop. Zij zagen het liefst dat ik dokter of advocaat zou worden, want dat lijkt de kortste weg naar succes voor je familie. Het basisonderwijs werd bij mij thuis beschouwd als een zorgend beroep en om die reden niet geschikt voor mannen.”